Artikelen werkgroep Cuijk

Snel naar:


Muntschat uit de 17e-18e eeuw van onschatbare waarde gevonden in het Land van Cuijk

Jan Kusters

Tijdens een detectoronderzoek op een akker onderstaand muntschat gevonden, waarschijnlijk een verloren beursinhoud. Mijn eerste gedachte was dat ik een klomp lood had gevonden. Bij nader onderzoek thuis bleek het een muntschat van ongeveer 8 munten te zijn. Gewicht van het stapeltje 38 gram en de afmetingen 35/30/13 mm. Op de voorzijde is Overijssel te zien met de eerste twee cijfers 17…. van het jaartal, mogelijk is dit begin 18e eeuw. De munten zijn van zilver/brons of hybride en sterk gecorrodeerd. De muntschat is gevonden op een akker op de grens van Vianen en Beers in de omgeving van een krukboerderij (gemeentelijk monument). In 1680 was hier al sprake van bewoning. De muntschat is waarschijnlijk een z.g. verloren beursschat en past in de bewoningsgeschiedenis van de boerderij eind 17e begin 18e eeuw.

Zeldzaam: Op de website Portable Antiquites of the Netherlands staat onder muntschatten slechts 1 melding van een gevonden muntschat uit bovenstaande periode.

Onschatbare waarde: Hoe veel munten zijn het, zijn de munten van zilver of brons, zijn de munten afzonderlijk zeldzaam, zeldzaamheidswaarde van de totale schat, museale waarde en wat kon men er voor kopen eind 17e/begin 18e eeuw. Vele vragen om op te lossen. Derhalve zijn de munten van onschatbare waarde voor de wetenschap en de vinder en vooral van museale waarde.

Op de voorzijde een roosje tussen punten met daaronder OVER YSSEL en het jaartal en op de keerzijde Gekroond wapen van Overijssel, hierin staat een klauwende leeuw met op de achtergrond een golvende lijn wat de rivier de IJssel moet voorstellen. Geen versiering aan of om het wapen.

De muntschat is te zien in museum Ceuclum. Ook de prachtige tentoonstelling over de Romeinse weg en vondsten in het Land van Cuijk van Katwijk tot Maashees zijn nog steeds te bewonderen. Vrij entree.

Jan Kusters (Werkgroep Archeologie Cuijk) heeft op basis van zijn vondsten van Romeinse munten een tweetal boekwerkjes samengesteld:

De Romeinse muntschat van Sint-Agatha, Land van Cuijk (60 pagina’s) en Unieke muntschat Romeinse keizer Posthumus 260-268 na Chr. Sint Anthonis in het Land van Cuijk (52 pagina’s).

Beide boekjes kunnen worden gekocht tegen de speciale prijs van respectievelijk € 6,- en € 5,-. Voor beide boekjes samen betaalt u € 10,-. De opbrengst zal worden gestort in een boekenfonds waaruit komende publicaties gefinancierd kunnen worden. Te verkrijgen bij de Werkgroep Cuijk en op lezingen van Afd. 16.

De Romeinse muntschat van Sint-Agatha

Unieke sceatta munt 7e/8e eeuw gevonden in het Land van Cuijk, gemeente Grave

Op een akker in het Land van Cuijk, gemeente Grave vond ik met de metaaldetector een prachtige sceatta munt. De sceatta is een zeldzame vondst in deze regio van Brabant. In de PAN database staan slechts 8 sceatta’s genoemd en allemaal gemaakt met een verschillend stempel en derhalve uniek te noemen. De munt heeft een diameter van slechts 11 mm en weegt 1.17 gram. Door XRF- analyse bij RCE is een zilvergehalte van 98% vastgesteld.

De sceatta is een zilveren munt die tussen circa 650 en 755 in gebruik is geweest en die in Engeland, Friesland en Jutland werd gemunt. Sceatta komt van een oud woord voor ‘rijkdom’ waar het Nederlandse ‘schat’ mee verwant is.

sceatta

Na de val van het Romeinse Rijk keerde aanvankelijk de ruilhandel terug. Er waren nog maar weinig gouden munten in omloop. Daarna begonnen de Merovingen met de aanmaak van een kleine zilveren munt, de sceatta, die weinig meer weegt dan één gram en een middellijn heeft van ongeveer 12 mm.
In de Nederlanden brachten Friese handelaren van de Rijndelta deze munt vanaf circa 700 in omloop. De sceatta’s werden onder meer geslagen in Dorestad. Zij vervingen binnen korte tijd de gouden munten.
De introductie van de sceatta vormde een belangrijke bijdrage tot het herinvoeren van een geldeconomie in de vroege middeleeuwen en daarmee aan handel en economisch herstel. De munt wordt zowel op de Britse eilanden als in Scandinavië aangetroffen. Vooral wol werd ingevoerd en wijn vanuit het Rijnland uitgevoerd van en naar de Britse Eilanden.
Sceatta’s behoren tot de meest raadselachtige en fascinerende munten in de muntengeschiedenis van Noordwest-Europa. Het is van het allergrootste belang dat detectorzoekers melding maken van de zeldzame sceatta’s in PAN Portable Antiquites Netherlands. De verspreidingskaart van sceattas kan dan een beter inzicht geven in de handelsstromen in deze regio 7e-8e eeuw.

Jan Kusters

Zeldzame kokerbijl uit de Bronstijd in de gemeente Cuijk

Een zoektocht met een metaaldetector op de grens van Haps en Vianen heeft een bijzondere kokerbijl uit de Bronstijd opgeleverd. Peter Beelen vond de ca. 3000 jaar oude bijl op een akker. De akker had een grondige bewerking ondergaan waardoor de bijl met de metaaldetector bereikbaar is geworden in de bouwvoor. De vroegste exemplaren stammen uit de Midden-Bronstijd. Ze werden toen naast andere bijlvormen gebruikt. Tijdens de Latere Bronstijd waren deze andere typen vrijwel geheel verdrongen.

De kokerbijl weegt 206 gram, lengte 101 mm en breedte aan de snijkant 40 mm. De ronde koker heeft een doorsnede van 30 mm. De bijl is gedeeltelijk bedekt met een dikke ijzeroxide korst ontstaan door invloeden van de enigszins leemhoudende en natte grond. Bijzonder is dat de bijl zonder oor is. Veel kokerbijlen bezitten een aangegoten oog, welke ter bevestiging van de bijl aan de steel diende. In de holte werd een gehoekte houten steel geplaatst en met een oogje zette men de bijl aan de steel vast. Door deze constructie bleef de bijl steviger aan de steel vastzitten. Mocht de bijl toch losschieten, dan bleef hij op die manier aan de steel hangen.

Afbeeldingen zijn aanklikbaar

De vondst van een bronzen voorwerp is zeldzaam in Nederland. Dat komt omdat brons kostbaar was en voorwerpen vaak werden omgesmolten of als offer werden gebruikt. Offers bracht men vaak op natte plaatsen, zoals venen, plassen en rivieren.

De Rijksuniversiteit Groningen typeert het bijltje als een Wesseling related zonder oor. Van de bijlen zonder oor waren er tot op heden slechts twee bekend.

De bijl is gemeld bij Rijksdienst Cultureel Erfgoed, provincie Noord Brabant, Rijksuniversiteit Groningen, gemeente Cuijk, en wordt ingevoerd in de database PAN Portable Antiquities Netherlands.

De bijl is nu te zien in het museum Ceuclum Cuijk in de toren uit de 15e eeuw.

Jan Kusters
Foto’s Tinie van den Heuvel

Oudste graf van Nederland gevonden in Haps

Op de Laarakker te Haps is bij archeologisch onderzoek voorafgaand aan de inrichting van een bedrijventerrein het oudste graf van Nederland ontdekt. Specialistisch onderzoek heeft aangetoond dat de overledene tenminste 9 jaar oud geworden is en ongeveer 10.000 jaar geleden door stamgenoten aan de rand van de Maasvallei is begraven. Dit hebben de gemeente Land van Cuijk en het archeologische bedrijf Econsultancy vandaag bekendgemaakt.

Het graf bestaat uit een kleine kuil van 50 cm in doorsnee, waarvan nog 15 cm in diepte over is. In de vulling van het graf zijn crematieresten aangetroffen. Het gaat om gecremeerd bot en houtskool. Als bijgift zijn in het graf vuursteen en hazelnootjes meegegeven. 14C-onderzoek van de houtskool en het bot geeft een datering tussen 7.655 en 7.582 v. Chr. Het archeologisch erfgoed ter plekke is door Econsultancy behouden en via een archeologische opgraving veiliggesteld.

Wethouder cultuurhistorie Joost Hendriks van de gemeente Land van Cuijk is enthousiast. “Er wordt vaak gezegd dat je in onze gemeente maar ergens een schop in de grond hoeft te steken of je vindt resten uit ons verre verleden. En dat is met deze unieke vondst ook maar weer eens waar gebleken. Als opdrachtgever van dit onderzoek zijn we hier enorm blij mee. Het Land van Cuijk heeft een rijke historie, niet alleen de Romeinse periode, maar zeker ook de vroege en midden steentijd. Een Romeins badhuis, een zilveren muntschat, het Hapshuis en dan nu het oudste graf van Nederland: we wonen echt in een bijzondere en historisch rijke gemeente.”

Jager/verzamelaar
Archeoloog Tom Hos van Econsultancy vertelt dat de overleden persoon als jager/verzamelaar in de midden steentijd geleefd heeft. Tijdens de opgravingen zijn meer sporen van deze nomaden gevonden. Zo is er een aantal kuilhaarden aangetroffen. De verkoolde resten in deze kuilhaarden laten zien dat dennentakken als brandstof zijn gebruikt. Verkoolde schilletjes geven aan dat hazelnoten geroosterd en gegeten zijn.

Tijdens de opgravingen zijn duizenden fragmenten vuursteen uit de midden steentijd aangetroffen. Tussen deze vondsten zitten werktuigen als pijlpunten en schrabbers. Een mooie vondst is die van een rolsteenhamer. Dit is een ronde steen, waarin in het midden een holte is gemaakt. Door deze holte stak men een stok. Op de steen zijn sporen aangetroffen die wijzen op het vermalen van plantaardig materiaal, zoals zaden en noten. Ook zijn er enkele verbrande botten aangetroffen van hert en zwijn.

Haps in het Mesolithicum
In de regio rond Haps zijn veel plekken uit de midden steentijd bekend. Tom Hos denkt dat dit te verklaren is doordat er sprake was van een gevarieerd landschap. Dat bestond uit vele vennetjes en stroompjes afgewisseld met hoger gelegen dichter begroeide plaatsen. Voor jagers en verzamelaars uit de midden steentijd is dit een uitstekende plek geweest, omdat er veel verschillende planten en dieren dicht bij elkaar te vinden waren. De jagers/verzamelaars hebben Haps geregeld aangedaan tussen ongeveer 8.000 en 7.300 v. Chr. Na 7.000 v. Chr. wordt het klimaat warmer en verschijnt er meer begroeiing. De mensen in de steentijd konden zich minder makkelijk verplaatsen in dit landschap en hebben andere locaties gezocht.

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd onder supervisie van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed en de gemeente Land van Cuijk en in opdracht van de gemeente Land van Cuijk en het regionaal bedrijvenpark Laarakker. Het graf en de inventaris zal door het Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant in bruikleen worden gegeven aan het Museum Ceuclum in Cuijk voor expositie.

Cuijk, archeologie en Romeins verleden

In 2019 speelde de “affaire Cuijk”. Zie de blog van Leo ten Hag. Net als wij viel een groot deel van de archeologische Nederland, waaronder de AWN afd. Nijmegen e.o., over het voorstel van de wethouder om het archeologisch beleid drastisch te beperken. Dit voornemen kwam er in het kort op neer dat alleen de Romeinse periode nog (wetenschappelijke) aandacht zou krijgen en dat de archeologie uit de ‘overige perioden’ geen nader onderzoek meer waard zou zijn. De gemeenteraad raakte onder de indruk van alle protesten en verwierp dit voorstel.

Inmiddels is de situatie ten gunste gekeerd, vinden wij. Sinds vorig jaar heeft de gemeente een eigen archeoloog op deeltijd basis in de persoon van Johan van Kampen. En het archeologische onderzoek gaat op de oude voet door met aandacht voor alle archeologisch interessante periodes. Zo worden op industrieterrein De Laarakker vanaf begin januari 2022 een vijftal hectares vlakdekkend onderzocht met leuke resultaten, zoals huisplattegronden uit bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd, een grafveld met een kringgreppels, waterputten enz.. In de Kerkstraat is eind 2021 de locatie voor een deel onderzocht, waar prof. Bogaers in 1965 een pottenbakkersoven vond. We rekenen op vervolgonderzoek, waarbij deze oven dan in zijn geheel zal worden vrijgelegd.

Het Romeinse verleden van Cuijk

Het andere deel van de “affaire Cuijk” betrof de promotie van Romeins Cuijk. Hoewel de beoogde bezuinigingen op archeologische beleid van tafel zijn, is de aandacht voor het Romeinse verleden niet van de agenda gehaald. Na langdurige discussie is de gemeenteraad op 3 februari 2022 akkoord gegaan met een investering van meer dan een miljoen euro. Met dat geld zal Maasstraat 17, waar WAC, Archeologisch Centrum en TIP zijn gehuisvest, worden verbouwd tot museum. De Romeinse tuin krijgt een glazen overkapping, waar o.a. de ruim 100 brugstenen en palen een plaats krijgen. Voor het “verhaal van Romeins Cuijk” is een flink bedrag uitgetrokken.

De trans van de toren van Museum Ceuclum, die een panoramisch uitzicht biedt over de Maas, het Land van Cuijk en de stuwwallen, wordt toegankelijker gemaakt. En – voor ons als WAC niet onbelangrijk – we krijgen het gevraagde bedrag van € 219.000 om de Gallo Romeinse tempel te reconstrueren. Een uitgewerkt projectplan is al klaar. We kunnen nu aan het werk, zodat in 2023 de tempel er kan staan. Best wel bijzonder. Op slechts twee andere plaatsen in Nederland (Colijnsplaat en Archeon) staat er een.

Artist impression door Paul Maas van de Gallo Romeinse tempel in Cuijk

En ja.. sinds 1 januari bestaat Cuijk niet meer als zelfstandige gemeente. Ze is opgegaan in de gemeente Land van Cuijk met 90.000 inwoners. Een gemeente met 33 kernen, van Maashees tot Velp bij Grave. Qua oppervlakte de grootste gemeente van Brabant.

Ton van der Zanden

Tentoonstelling over de Romeinse weg door het Land van Cuijk

De A73 door het Land van Cuijk is 35 jaar geleden aangelegd. Deze snelweg heeft het aanzien van het Land van Cuijk flink veranderd en er is veel handel en industrie deze kant op gekomen. Maar tweeduizend jaar geleden gebeurde hier min of meer hetzelfde, toen de Romeinen er een weg, een heerbaan, aanlegden; een belangrijke verbindingsweg vanuit het zuiden naar Nijmegen. Bij de oversteek van de Maas ontstond Ceuclum, het Romeinse Cuijk. Militairen uit het Romeinse leger, handelaren en ambachtslieden vestigden zich hier. Deze streek was bij de komst van de Romeinen schaars bewoond. Nederzettingen bestonden uit een paar boerderijen. De aanleg van deze weg moet een behoorlijk impact hebben gehad op het alledaagse leven.

De Werkgroep Archeologie Cuijk (WAC) doet al lang onderzoek naar de Romeinse weg en heeft daar nu een tentoonstelling aan gewijd.

De samenvoeging van de vijf gemeenten was de directe aanleiding om de Romeinse weg van Maashees tot Katwijk centraal te stellen.
Op een grote topografische kaart is in detail aangegeven waar de weg moet hebben gelopen en wat er langs en in de buurt van de weg is teruggevonden aan sporen en overblijfselen uit die Romeinse tijd. De muntschat van De Kuilen bij Sint Agatha is daar een mooi voorbeeld van. De Romeinse weg is voor een groot deel nog te reconstrueren. Zo is op sommige plekken het wegdek teruggevonden bij opgravingen: bij Cuijk lag er zelfs een stenen brug over de Maas die door duikers tot op de meter nauwkeurig is vastgelegd. Ook is de weg op bepaalde plekken over een grotere afstand te volgen door hoogteverschillen in het landschap.

Bovendien volgt een deel van de bestaande wegen nog steeds het tracé van de oude weg. Over de toeristische fietsroute “Via Valentiniana” van Maashees naar Katwijk is het verloop van de Romeinse weg te volgen,
Van het traject tussen Mook en Oeffelt is het meest bekend. En dat geldt zeker voor Cuijk met zijn grafveld langs de Grotestraat, de vicus (nederzetting), het castellum en de brug. De tentoonstelling geeft antwoorden op vragen als hoe de weg heeft gelopen, op welke plaatsen deze is terug gevonden, hoe de weg werd aangelegd en wat er langs en in de buurt van de weg is terug gevonden. De WAC hoopt dat bezoekers van de tentoonstelling nieuwe informatie hebben, vooral over het tracé tussen Oeffelt en Maashees.

In de voetsporen van Cornelis Hermans

Aandacht is er ook voor Cornelis Hermans, bibliothecaris van het Noordbrabants Genootschap. Hij deed in de jaren 1860 tot 1864 uitgebreid onderzoek naar de Romeinse weg door het Land van Cuijk. In zijn boek “Noordbrabants Oudheden” uit 1865 doet hij hier vrij gedetailleerd verslag van. Deze informatie is uitgangspunt van de tentoonstelling over de Romeinse weg door het Land van Cuijk. De originele uitgave van “Noordbrabants Oudheden” is er te zien.
Waar en wanneer te bezichtigen?
De tentoonstelling is in het Archeologisch Centrum, Maasstraat 17 in Cuijk en is gratis te bezoeken op dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 tot 16.00 uur en zaterdag van 10.00 tot 13.00 uur.

https://www.romeinseweg.nl/